FOKKERIJ

 

Bloedlijnen in de Zuidhollandse geitenfokkerij
  
Voor ongeveer 50 jaar heeft men in ons land de verbetering van de geitenstapel aangepakt en in de meeste provincies heeft men dit gedaan door de invoer van Saanendieren, meestal afkomstig uit Hessen Nassau.
Zuid-Holland is een van de provincies, waar men weinig Saanendieren ingevoerd heeft en waar men verbetering gezocht heeft door selectie uit het eigen materiaal.
Men heeft over het algemeen in deze provincie een iets kleinere geit dan in de andere provincies, doch over het algemeen dieren met een goede produktie. Wat het vetgehalte van de melk betreft kan opgemerkt worden dat Zuid-Holland aan de kop staat van het gehele land.

Zoals gezegd, is er weinig uit andere provincies aangevoerd, doch dit wil niet zeggen dat er helemaal geen dieren uit andere provincies gebruikt zijn.
De provinciale Bond van Geitenfokverenigingen kocht bijvoorbeeld in 1918 de bok Albert 13 S. En dit was een bok met Saanenbloed.
Deze bok heeft uitstekend gefokt en jaren lang is deze bok van grote betekenis voor de gehele geitenfokkerij in Zuid-Holland, want tal van nakomelingen hebben ter dekking gestaan.
Gaat men echter nu de afstamming van de Zuidhollandse bokken na, dan blijkt er slechts een bok van deze stamvader afkomstig te zijn.
Rustig kunnen we zeggen dat deze bloedlijn voor de Zuidhollandse fokkerij afgedaan heeft.

Een andere belangrijke stamvader is Dirk I – 136 S. Deze bok is gefokt door C. de Jong te Noordeloos.
Zijn afstammelingen komen nog in vrij grote getale in Zuid-Holland voor, zoals in overzicht I is weergegeven.  
Overzicht I: Afstammelingen van de bok Dirk 1 136 S.
De bokken die in 1958-1959 ter dekking stonden, zijn vetgedrukt.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
 
Een nieuwe bloedlijn voert terug op de bok Bert – 621 R. In de oorlogsjaren was het door de grote uitbreiding van de geitenstapel soms onmogelijk om voldoende bokken van erkende afstamming te kopen. Men moest soms noodgedwongen helpen met bokken van onbekende afstamming.
Een van deze bokken was Bert – 621 R, gefokt door B. Stuy te Molenaarsgraaf. Deze bok is door zijn afstammelingen van grote betekenis geworden voor de Zuidhollandse geitenfokkerij. Het grootste percentage van onze bokken is van deze stamvader afkomstig.
In overzicht II wordt dit weergegeven.
Overzicht II: Afstammelingen van de bok Bert 621 R.
De bokken die in 1958-1959 ter dekking stonden, zijn vetgedrukt.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
 
Bij de keuze van een bok kan men in de afdelingen met deze bloedlijnen rekening houden. In de jaren na de tweede wereldoorlog hebben we, vooral als reservebokken wel dieren ingevoerd uit Gelderland, Utrecht en Zeeland. Deze dieren zijn echter voor de Zuidhollandse fokkerij van weinig betekenis geweest.
Een uitzondering is de bok Frank – 794 Gld. Van dit dier staan thans nog vier afstammelingen ter dekking.
Over het algemeen bepaalt men zich in Zuid-Holland bij de dieren van eigen fokkerij.
S. de Jong Szn.
De Geitehouder, augustus 1959

  

WWW.WITTEGEITEN.ORG